Leiderschap Moederschap

Wie ben ik eigenlijk, naast moeder?

Alles verandert als je moeder wordt. Daar is een woord voor, maar bijna niemand kent het.

Matrescentie

Ik krijg veel reacties van moeders voor wie dit concept volledig nieuw is. Vaak vol opluchting en herkenning. Aangezien kennis over matrescentie echt helpt om te begrijpen wat je doormaakt: lees vooral verder!

Matrescentie is de overgangsfase waarin een vrouw moeder wordt — niet alleen lichamelijk, maar ook psychologisch, sociaal en spiritueel. Zoals adolescentie de complexe ontwikkeling van kind naar volwassene beschrijft, zo staat matrescentie voor de even ingrijpende en gelaagde transformatie van vrouw naar moeder.

Het is een woord dat ruimte geeft aan alles wat in dat proces komt kijken. Verwondering én verlies. Liefde én twijfel. Groei én breuk met een vroegere identiteit.

De term ‘matrescentie’ werd oorspronkelijk geïntroduceerd door medisch antropoloog Dana Raphael in 1973, maar kreeg pas echt bredere erkenning door dr. Aurélie Athan van Columbia University. Zij ziet matrescentie als een normale, maar diepgaande ontwikkelingsfase in het leven van een vrouw, waarbij het moederschap elk domein van het zelf raakt: lichaam, geest, relaties, zingeving en de beleving van tijd.

Het is geen eindpunt, maar een proces — een golfbeweging die begint tijdens de zwangerschap en zich vaak nog jaren ontvouwt. Sommige vrouwen herkennen het pas als hun kinderen groter worden en ze opnieuw de vraag stellen: Wie ben ik eigenlijk, naast moeder?

Athan benadrukt dat matrescentie géén pathologie is, maar vaak wél gepaard gaat met gevoelens die daarop kunnen lijken — zoals verwarring, schuldgevoel of verlies van controle. De verwarring ontstaat vooral omdat deze innerlijke verandering weinig (h)erkenning krijgt in onze cultuur. Terwijl de buitenwereld zich richt op het kind, speelt zich binnenin de moeder een stille revolutie af.

Door matrescentie te benoemen, ontstaat er ruimte voor een eerlijker en rijker verhaal over het moederschap. Eén waarin vrouwen niet hoeven kiezen tussen ‘de oude ik’ en ‘de moeder’, maar mogen groeien naar een geïntegreerde identiteit.